De verkrijging van een zelfgebouwde onroerende zaak is volgens de wet vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Rechtbank Gelderland oordeelt dat dit niet betekent dat de bouwer van een onroerende zaak deze kan verkopen en bij een latere terugkoop nooit overdrachtsbelasting hoeft te betalen.
Een bv had in 2007 en 2008 voor eigen rekening en risico een tuinbouwkas gebouwd op de grond van een derde. Op 17 oktober 2008 verkreeg de bv het opstalrecht van de tuinbouwkas. Omdat het ging om de btw-belaste verkrijging van een nieuwe onroerende zaak, gold een vrijstelling van overdrachtsbelasting. Later die dag verkocht de bv het opstalrecht en de tuinbouwkas in aanbouw aan een andere vennootschap. Ook hierbij pasten de partijen de vrijstelling van overdrachtsbelasting toe. Na de verkoop bleef de bv de tuinbouwkas gebruiken door deze te leasen van de vennootschap. Op 9 oktober 2015, twee dagen nadat het leasecontract was beëindigd, kocht de bv de tuinbouwkas en het opstalrecht terug van de vennootschap. Volgens de bv hoefde zij geen overdrachtsbelasting te betalen, omdat zij de tuinbouwkas had gebouwd.
Wetsgeschiedenis
De rechtbank stelt dat men de letterlijke wettekst zo kan lezen dat de verkrijging van een onroerende zaak door iemand die deze zaak ooit heeft gebouwd altijd is vrijgesteld van overdrachtsbelasting. De wetsgeschiedenis maakt echter duidelijk dat de vrijstelling voor de volgende situatie is bedoeld. In deze situatie heeft de verkrijger van een onroerende zaak met opstal de opstal zelf gebouwd, maar was hij tijdens de bouw nog geen eigenaar van die opstal. De wetsgeschiedenis bevat dus geen aanwijzing dat men de wettekst letterlijk moet nemen. In dat geval mag men de ruime uitleg dan ook niet toepassen. Evenmin is sprake van het herstel van een oudere situatie. De bv moet dus overdrachtsbelasting betalen.